In de film Room* groeit Jack samen met zijn moeder op in een kamer. Moeder Joy is jaren geleden ontvoerd door Old Nick, die Jack bij haar verwekt heeft. Als Jack vijf wordt, vindt Joy het tijd om samen te ontsnappen. Maar hoe leg je uit aan een kind, dat in één enkele kamer is opgegroeid, wat ‘buiten’ is? Zij weet wat het is, zij kent het nog; maar voor Jack is het concept zo nieuw, dat hij eerst hevige paniek moet overwinnen voordat hij kan geloven dat zoiets überhaupt bestaat: buiten.
Iets vergelijkbaars zie ik bij promovendi die beseffen dat er voor hen niets anders dan een buiten rest voor hun loopbaan. Dat is niet zo gek, maar denk eens over het volgende na. Het verschijnsel universiteit is dit jaar 821 jaar oud. Laten we die 821 jaar eens zien als één dag. Het idee dat onderzoek op een universiteit thuishoort, stamt uit het ontwerp van de Von Humboldt universiteit in 1815. In onze dag is het dan rond zes uur ’s avonds. Het grootste deel van de dag waren universiteiten dus vooral met onderwijs bezig; wetenschap vond daarbuiten plaats en kreeg pas bij het avondeten een plek aan tafel. In de jaren ’60, dus zo’n zestig jaar geleden, ontstond de zogenaamde Academic Revolution, waarmee de universiteit zich het monopolie op wetenschappelijke kennis toe-eigende.** In onze dag is het dan net half elf geweest. De gedachte dat je mensen moet opleiden (en niet alleen socialiseren) in de wetenschap, deed haar intrede met het aio-stelsel in de jaren ’80. Onze universiteit-van-één-dag zit er zo rond half twaalf bijna op. Het idee dat wetenschappelijke loopbanen starten binnen universiteiten en daar ook blijven, is dus van relatief recente datum. Maar wie in dat laatste halve uur wetenschapper wordt, weet niet méér over buiten dan Jack.
In mijn vorige blog schreef ik dat de verwachting van veel binnenpromovendi is, dat zij voor een interessante wetenschappelijke carrière bij de universiteit moeten zijn. Kunnen universiteiten interessante loopbanen bieden? Ik denk het wel. Los daarvan is het de vraag of ze die ook aan iedereen kunnen bieden, en dat denk ik niet. In mijn vorige blog bracht ik ook in een grove schets de universitaire arbeidsmarkt in beeld en die bleek krap.
In deze blog wil ik promovendi en jonge doctoren enthousiasmeren voor een leven buiten de universiteit. In 2011 gaf ik hierover een lezing in Aberdeen en in 2014 in Amsterdam, op de door NRC Next georganiseerde avond 'Te slim voor de arbeidsmarkt'. Voor veel promovendi in het publiek bleek ik een soort Joy die een nieuwe wereld liet zien. Natuurlijk is het daar geen paradijs. Laat me daarom voorop stellen dat het leven van een wetenschapper buiten de universiteit niet gemakkelijker is dan daarbinnen. Hoe universiteiten hun promovendi daarop beter kunnen voorbereiden en hoe werkgevers hun gepromoveerd personeel beter kunnen inzetten, worden de onderwerpen van volgende blogs. Eerst maar eens het idee van de mogelijkheid zelf laten landen in de hoofden en harten van hen die het aangaat, namelijk de onderzoekers die naar buiten gaan.
Grofweg kun je denken aan drie mogelijkheden: loondienst, ondernemerschap en een combinatie van beide. Loondienst bespreek ik in een latere blog, waarin ik ook werkgeverschap bespreek. Hier zoom ik in op ondernemerschap met een randje loondienst. Bij ondernemerschap liggen veel opties voor je open: zet je een bedrijf op, neem je mensen in dienst, richt je een stichting op, word je zzp’er? Bied je een product of een dienst aan? Wat is de kern van je aanbod? Is het kennisintensief? Zelf heb ik een onderzoeksbureau opgericht voor vraagstukken in het maatschappelijke domein. Mijn opdrachtgevers zijn gemeenten, woningcorporaties, zorg- en onderwijsinstellingen en andere partijen die 'iets over de samenleving willen weten'. Mijn specialisme is narratief en discoursonderzoek en dat onderscheidt mij van andere onderzoeksbureaus. Gevolg is dat expertise- en kenniscentra, hbo’s en universiteiten mij vragen om hierin les te komen geven. Daarnaast heb ik eens in de zo veel tijd een tijdelijke baan als projectleider of postdoc. En ik heb natuurlijk samen met Kerstin Expertisecentrum Buitenpromoveren opgericht, daarvoor samen met haar twee boeken geschreven en we geven samen workshops aan/over buitenpromoveren. Kerstin heeft daarnaast al vele jaren een communicatiebureau, een bureau voor accreditaties en audits, en een stichting die als het kenniscentrum bij uitstek over te vondeling leggen en neonaticide geldt. Als je onze cv’s bekijkt, dan zie je een mix aan onderzoek, onderwijs, publiceren. Komt die mix je bekend voor?
Zo zijn er behoorlijk wat wetenschappers die vanuit eigen onderneming (en hier en daar een arbeidscontract) voor zichzelf en hun intellectuele noden zorgen. Zij richten hun eigen school op, ze coachen promovendi, ze begeleiden teams in organisaties die met lastige vraagstukken worstelen, ze adviseren overheden bij wicked puzzels, ze bouwen een bedrijf op om duurzame producten gemeengoed te maken, ze zetten zich via hun stichting in voor het promoten van een gezonde leefstijl. Ze vinden allemaal hun weg om hun wetenschappelijke kunde te verbinden aan maatschappelijke thema’s. En dat doen ze dus allemaal daar: buiten.
Mijn advies: zoek jouw eigen Joy, iemand die jouw kamer kent en van buiten weet, en die je graag vertelt over hoe het daar is.
* Onder regie van Lenny Abrahamson, gebaseerd op de gelijknamige roman van Emma Donoghue; ook te zien op Netflix.
** Zie bijvoorbeeld Jencks, C. & Riesman, D. (1968). The academic revolution. Doubleday.
01-05-2021