Expertisecentrum Buitenpromoveren

Mores leren - door Floor

Wat doet u als uw promotor zegt dat u een begrip verkeerd hebt gebruikt? Vraagt u dan hoe het wel moet? Of verdedigt u uw keuze te vuur en te zwaard? Als u lang over dit antwoord moet nadenken, dan is promoveren wellicht niet iets voor u.

Het Handboek Buitenpromoveren is over enige tijd toe aan de derde druk. Voor Kerstin en mij als auteurs aanleiding om het nog eens door te lopen op actualiteit, bijvoorbeeld van de profielen van buitenpromovendi en hoogleraren na elk hoofdstuk*. Hoe ver zijn de buitenpromovendi die destijds nog bezig waren? Zijn de hoogleraren van toen nog steeds promotor? En zijn na eventuele baanwisselingen alle universiteiten van Nederland nog vertegenwoordigd? Dat leidde tot een aantal nieuwe interviews en in een daarvan kwamen de academische mores van het discussiëren aan de orde.

Een van de nieuw geïnterviewde hoogleraren merkte op dat buitenpromovendi nog wel eens moeite hebben met de academische discussie. Ze weten zich dan geen raad met een fors commentaar op hun werk. Ze voelen zich onzeker over hun eigen stellingname en verwachten van de hoogleraar een advies over hoe het dan wel zou moeten. Of ze vinden het onbeleefd om tegen het commentaar van hun hoogleraar in te gaan, want die zal het wel beter weten. Beide reacties zijn wellicht begrijpelijk maar niet de bedoeling: het commentaar van de promotor is een handschoen die opgepakt moet worden, juist hem laten liggen telt hier als de belediging.

Zelf begeleid ik studenten bij hun afstudeerscriptie. Vaak zie ik dat mijn schriftelijke commentaar, bedoeld om onduidelijkheden op te lossen of een redeneerlijn aan te scherpen, in een volgende versie wordt weggewerkt door de gewraakte passage er maar gewoon uit te halen. Of er wordt een poging ondernomen maar dan zo, dat de bibberende onzekerheid van de student doorklinkt in het commentaarballonnetje met een “Is het zo wel goed?” Ook hier weer geldt dat beide reacties begrijpelijk, edoch niet de bedoeling zijn. Bij dreigend gevaar zijn de primaire reacties vluchten of vechten. Academici vechten, en dat hebben ze altijd al gedaan.

De universiteit als instituut voor kennis is ontstaan in een tijd dat bij geschillen nog naar de wapens werd gegrepen. Het docere et disputare was een gevecht waarbij met teksten werd geschermd, maar dat ook regelmatig uitliep op een handgemeen. De paranimfen van nu waren de secondanten van weleer. Het fysieke geweld is inmiddels geen onderdeel meer van de academische mores (incidenten en afwijkingen daargelaten), maar het idee van het gevecht is nog springlevend. Het moment suprême voor de promovendus is niet voor niks zijn verdediging tegen de oppositie. Ook al is de promotieplechtigheid vandaag de dag zeer geritualiseerd en kan er weinig fout gaan, verdedigen zult u; al is het maar door het uitbrengen van een enkel geluid als een ‘uhm’ of een kuch (dit wordt overigens niet gezien als een sterke verdediging).

Het gevecht als generatieve metafoor voor wetenschapsontwikkeling sluit een pacifistische inborst en collegiale samenwerking geenszins uit. De academische discussie is in haar aard niet meer gericht op de persoon, maar op de inhoud. Het slijpen van de messen is bedoeld om kennisclaims scherper te maken en fouten te elimineren. Het commentaar van uw promotor zien als een uitnodiging om dit samen te doen in de vorm van een dispuut, helpt u om uw zwakke plekken en blinde vlekken te zien, en uw claims te versterken. De aldus aangereikte hand van uw promotor in de lucht laten bungelen door niets met zijn feedback te doen, wordt dus gezien als onbeleefd.

De middelen die u ter beschikking staan, zijn natuurlijk andere auteurs (het voordeel van een goede literatuurstudie) en de kwaliteit van uw eigen onderzoek (de methodologische verantwoording van uw keuzes en de betrouwbaarheid en validiteit van de uitvoering ervan). Uit den boze zijn uw eigen denkgewoontes (‘zo heb ik het altijd gezien’), want promoveren gaat juist over opnieuw leren denken. En ook afslaan van tegenwerpingen op grond van uw eigen observaties (‘dit heb ik zelf nog nooit gezien’) wordt niet gewaardeerd, want promoveren gaat ook over opnieuw leren kijken.

Strijdvaardigheid is onderdeel van uw academic voice, die u tijdens uw promoveren ontwikkelt om stellige uitspraken over uw onderzoek te kunnen doen. Voor sommige mensen is dit iets wat ze moeten leren. Dat kan, bijvoorbeeld door, net als James Pfrehm (Finding Brains in Blood and Brawn), aan vechtsport te gaan doen. Dit leert u niet alleen om voor uzelf op te komen, maar ook wat collegiale samenwerking is. Kortom, de mores van de wetenschap.

*) Overigens gaat editie 2018 ook een hoofdstuk bevatten over buitenpromoveren in België, vol informatie over hoe het eraan toegaat bij de zuiderburen, inclusief de ervaringsverhalen van promovendi en promotoren.

01-10-2017