Als professioneel schrijver houd ik een lijstje met niet-alledaagse woorden bij die wellicht ooit van pas komen. Zo werd schrijver en cabaretier Hans Dorrestijn ooit door iemand gediagnosticeerd met aanwezigheidszwakte. Een aandoening waarbij iemand letterlijk en figuurlijk niet wordt gezien. In het reële leven al een drama, in de wetenschap niet minder.
Nudging, incel, script kiddies en mohawk: het is zomaar een greep uit mijn bijzonderewoordenlijstje. Want hoe verschillend de werelden van wetenschap en niet-wetenschap ook mogen lijken, ze hebben een aantal zaken gemeen. Waaronder het belang van vertrouwd zijn met de gehanteerde vocabulaire om aansluiting te vinden bij de doelgroep en de boodschap. Zo goed als er verschillende soorten Nederlands bestaan, bestaan er ook verschillende soorten Wetenschaps. Een gegeven dat regelmatig nieuwe worstelingen oplevert bij mijn publicaties die zich weliswaar op één onderzoeksonderwerp richten (zie nidaa.nl), maar zich niet binnen één wetenschapsterrein bewegen; ze zwalken van sociologie naar demografie, en van rechtshistorie naar criminologie.
Nu is het bezitten van een zekere woordenschat op zich absoluut niet voldoende voor het voorkómen van wetenschappelijke aanwezigheidszwakte. Uw eigen academic voice is een optelsom van verschillende elementen, waarover overigens geen consensus bestaat. Zo beperken Everitt-Reynolds, Delahunt, & Maguire (2012) het begrip tot een zakelijke, formele schrijfstijl. De Universiteit van Melbourne zegt dat een voice "distinguishes between your thoughts and words, and those of other authors". Het meest expliciet is wellicht Rachell Gardner: "Voice is all about your originality and having the courage to express it." Als literair agent beschrijft ze hiermee de stijl van een schrijver in het algemeen, maar ik zie geen hindernissen om dit ook van toepassing te laten zijn op wetenschappelijke auteurs.
Kernwoord in veel definities is 'your'. Maak uw eigen keuzes en ga vervolgens op de zeepkist staan om die ook luidkeels te verkondigen. Dat maakt het des te curieuzer dat er diverse onderzoekscholen zijn die (bij een enkelvoudige onderzoeker) het gebruik van de ik-vorm radicaal uitbannen. Natuurlijk moet een onderzoek repliceerbaar zijn (art. 3.1, De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, herziening 2014) waarbij het voor de uitkomst niet belangrijk zou moeten zijn of Jantje of Pietje de onderzoeker is. Maar... binnen het onderzoek zijn diverse keuzes gemaakt die expliciet en objectief moeten worden beschreven en beargumenteerd. Soms zijn die ingegeven door een onderzoeksprogramma of andere entiteit van hogerhand, vaak maakt u die als onderzoeker zelf. In dat laatste geval bestaat de kans dat een andere onderzoeker wellicht andere keuzes had gemaakt, en op dat moment speelt u als onderzoeker wel degelijk een rol.
Hetzelfde geldt voor de interpretatie van de resultaten. De ene onderzoeker bekijkt ze in het licht van bijvoorbeeld andere accenten binnen de literatuurstudie dan een andere onderzoeker zou doen. Ook persoonlijke ervaringen zijn alleen aan de onderzoeker zelf toe te schrijven. Zo vermeldde ik in de discussiesectie van een artikel over de ontwikkelingen van het naoorlogse vondelingendebat in Nederland: "Daarnaast kan de vraag worden opgeworpen waarom de direct betrokkenen, namelijk de vondelingen zelf en de moeders van vondelingen en van gedode baby’s, niet als actoren zijn opgevoerd. Pas sinds een paar jaar durft een handvol vondelingen naar voren te treden, meestal in een poging in contact te komen met bloedverwanten; velen zitten echter niet te wachten op de publiciteit die dat met zich meebrengt, zo blijkt wanneer ik mediaverzoeken aan hen doorgeef." Niet hard-verifieerbare, ongepubliceerde informatie dus, en daarom noem ik de enige wél te raadplegen bron, namelijk de 'ik'. Want mijn specifieke ervaring is de enige verklaring waarom een deel van de betrokkenen niet in het onderzoek is vertegenwoordigd. Dat is wetenschappelijk gezien alleen maar correct, en persoonlijk gezien een prima preventieve maatregel tegen aanwezigheidszwakte.
Hopelijk bent u nog nieuwsgierig naar de betekenis van de vier neologismen aan het begin van deze blog. Nudging is het verschijnsel waarbij niet-gevaccineerde kinderen geen toegang krijgen tot de kinderopvang. Een incel is een onvrijwillig celibatair levende persoon, meestal een jongen, omdat het niet lukt een partner voor seks te krijgen. Script kiddies zijn kinderen die voor de lol websites hacken. En een mohawk ten slotte, betreft een kaal hoofd met middenreep van haar van voor naar achter. Het is maar dat u het weet.
01-07-2018