Expertisecentrum Buitenpromoveren

Hrotsvitha von Gandersheim - door Kerstin


Bij mijn vorige blog over (onder meer) AI en Baudrillard was ik bijna Foucault vergeten. Gelukkig deed de vertaling van een religieus blijspel mij weer nadenken over de grens tussen rede en waanzin.

Zo tussen 935 en 1010 na Christus leefde Hrotsvitha in de Abdij van Gandersheim. In de Middeleeuwen waren kloosters en abdijen uitermate belangrijk als opleidingscentra voor jonge edelen. Ze boden bovendien vrouwen een levensperspectief dat verder ging dan huwelijk en gezin, evenals de mogelijkheid om actief te zijn in wetenschap en politiek. In tegenstelling tot kloosters konden de vrouwen de abdij op elk moment verlaten en legden ze geen geloften af. Hrotsvitha sprak, las en schreef vloeiend Latijn, en ze vond veel boeken in de uitgebreide academische bibliotheek van het klooster. Met name de komedies van de Romeinse dichter Terence (rond 190 - 159 v. Chr.) vormden haar inspiratie, hoewel zij in haar literaire uitingen vooral voor vrouwelijke helden koos. Zo was haar religieuze blijspel Dulcitius een van de opgaven van de Klassieke Olympiaden 2023. In dit korte theaterstuk probeert gouverneur Ducitius zich in de keuken te vergrijpen aan drie vrome jonge vrouwen. Van bovenaf geslagen door waanvoorstellingen ziet hij echter het kookgerei voor zijn lustobjecten aan:

Nunc ollas molli fovet gremio
nunc sartagines et caccabos
amplectitur,
mitia libans oscula

Nu drukt hij zacht een kruik tegen zijn buik, nu
omarmt hij een pan en dan
een pot onder het genot
van tedere kusjes

Waanzin als goddelijke gesel was in elk geval niet het uitgangspunt van de vroege Foucault. Hij pelde de menselijke geschiedenis af tot de tijd waarin rede en waanzin geen verschillende concepten waren, en zeker geen tegenstellingen. Hij was vervolgens geïntrigeerd door het moment van scheiding: toen volgbaar en onnavolgbaar als talig onderscheid ontstonden en de dialoog tussen de mens van rede en de mens van waanzin verstomde. Foucault definieert waanzin dan ook niet een ziekte, maar als een sociaal construct van uitsluiting.

Marcel Hulspas en Jan Willem Nienhuys zijn wat minder subtiel in hun scheiding van waarheid en waanzin. In 2021 verscheen een geüpdatete versie in pdf van een viertal eerdere edities van hun encyclopedie der pseudo-wetenschappen. Overigens een zeer vermakelijk boek. Zo vinden we onder het lemma ‘Abrams, Albert (1863-1924)’: “Amerikaans arts, bijgenaamd ‘the dean of the twentieth century charlatans’. Abrams was tot ongeveer 1909 een respectabel arts en hoogleraar geneeskunde. Omstreeks 1910 kondigde hij aan dat elke ziekte zijn eigen trillingsgetal had, en dat dit kon worden vastgesteld door de buik van de patiënt te bekloppen. Hij combineerde dit vervolgens met een radio van eigen ontwerp, dynamizer of radioscope geheten. Dit was een machine om diagnoses te stellen. Een druppel bloed (later bleek ook een stukje handschrift voldoende) werd in het apparaat gelegd, vervolgens werd het toestel via een draad verbonden met het voorhoofd van een gezonde half ontklede jongeman die in schemerlicht naar het westen keek. Door het bekloppen van de buik van deze ‘reagent’ kon nu de diagnose gesteld worden die hoorde bij de druppel bloed. Het idee was dat de trillingen van het bloed via het ruggenmerg van de reagent werden gefilterd en verdeeld over verschillende delen van de buik. Zelfs kon dokter Abrams vaststellen of de zieke misschien leed aan theosofie of (rooms-)katholicisme. Handschriften van bekende schrijvers uit vervlogen tijden onthulden dat ze allen leden aan syfilis.” Geen idee trouwens of deze Abrams werd uitgesloten van de academische dialoog.

Ook ik heb een keer kennis kunnen maken met mijn eigen waanzin. Ik bevond mij in het souterrain van een winkel, dat verder volkomen verlaten was. Geen winkelpersoneel, geen klanten. Eerst was er het bijna fluisterzacht noemen van mijn naam, daarna nadrukkelijker maar nog steeds gedempt, gevolgd door een dwingender fluiten. En waar ik ook naartoe liep, het geluid verliet mij niet. Nadat ik mij opnieuw ervan had vergewist dat ik echt de enige ter plekke was, vormde zich een gedachte in mijn hoofd die mij in zekere zin ook enigszins opwond: zo ontstaat schizofrenie dus, gewoon op een doordeweekse dag. En natuurlijk kon dat ook mij overkomen, waarom niet? Ik besloot direct het onvermijdelijke te aanvaarden.

Het was in de tweede helft van de jaren negentig en mijn eerste broekzakbelletje.


Foucault, M. (2013). Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achttiende eeuw (oorspronkelijke titel: Folie et déraison. Histoire de la folie à l'âge Classique (1961). Boom, Amsterdam.

 

01-07-2023