Net zoals op enig moment een jaar achter de rug is, is ook op enig moment – en met een vergelijkbaar gevoel voor ceremonie – het promoveren achter de rug en ben je doctor. Ik wil het vanuit het optimisme dat je dit lukt hebben over het leven daarna. Iets minder optimistisch ben ik over de kansen op een vaste aanstelling op een universiteit, dus ik wil het hebben over de mogelijkheden om je brood te verdienen met wetenschappelijk onderzoek buiten de universiteit. Buitendoctoren dus. Zowel de oriëntatie daarop tijdens het promoveren als het faciliteren ervan na de promotie verdient meer aandacht. Vanuit Expertisecentrum Buitenpromoveren denken we hier graag over mee.
In 2019 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een grootschalig onderzoek gedaan naar gepromoveerden in Nederland (doelpopulatie bijna 67.000 gepromoveerden, steekproefkader circa 20.000 gepromoveerden, respons ruim 9.700 gepromoveerden). Volgens het CBS groeit het aantal promovendi sinds een aantal decennia sterk, mede door overheidsbeleid om Nederland als kenniseconomie te positioneren binnen de Europese kenniseconomie-in-wording. Verrassende uitkomsten van het onderzoek: de gemiddelde leeftijd van het behalen van de doctorstitel was bijna 33 jaar, iets meer dan een kwart heeft de titel in de afgelopen vijf jaar behaald en 61% had niet de universiteit als belangrijkste financieringsbron, maar een werkgeverstoelage of -lening (21%), een beurs (18%) of eigen financiering. Verrassend, omdat het standaardmodel van ‘de promovendus’ sinds de jaren ’80 de jonge twintiger is, die meteen na de opleiding in loondienst van de universiteit treedt en binnen de looptijd van een contract van vier jaar het proefschrift afrondt. De CBS-cijfers laten een andere standaard zien, eentje die meer de kenmerken heeft van een buitenpromovendus.
Binnen- of buitenpromoveren terzijde, deze blog gaat over het leven daarna. De arbeidsparticipatie van gepromoveerden is hoog: 96% van de CBS-respondenten zei dat ze in december 2018 betaald werk had. Gepromoveerden horen samen met mensen met een hbo- of wo-diploma tot de groep ‘hoogopgeleiden’. De arbeidsparticipatie van die hele groep lag met 82% lager dan dat van de gepromoveerden alleen (en de arbeidsparticipatie van de gehele bevolking lag met 68% nog lager).* Een promotie – voor wie er nog over twijfelt dit spannende traject aan te gaan – vergroot dus mogelijk je kans op betaald werk.
Betaald werk betekent voor 73% van de gepromoveerden een vaste aanstelling (tegen 66% van de hoogopgeleiden en 61% van alle werkenden); 72% heeft zelfs een voltijdaanstelling. Van de overige gepromoveerden heeft ongeveer twee derde een flexibel dienstverband en werkt ongeveer een derde als zelfstandige (van wie 40% als medisch specialist in de gezondheidszorg).
Een vaste aanstelling betekent voor 64% van de gepromoveerden jonger dan 35 jaar een baan buiten en voor 37% een baan binnen de wetenschap (ik neem aan dat CBS ‘wetenschap’ gelijkschakelt aan universiteiten en universitaire medische centra; onterecht, denk ik). Voor gepromoveerden van boven de 45 jaar ligt dit anders: 95% heeft een vast dienstverband binnen de wetenschap. Dus de toename van promovendi en jonge doctoren kent geen evenknie in de academische arbeidsmarkt en er is sprake van een grote uitstroom naar een leven buiten de universiteit. Van de CBS-respondenten die in loondienst van een universiteit of met een beurs promoveerden, is meer dan de helft ontevreden over de voorbereiding op een loopbaan binnen de wetenschap en nog meer van hen ontevreden op de voorbereiding op een loopbaan daarbuiten. Terecht dus dat steeds meer aandacht wordt gevraagd naar een goede voorbereiding daarop tijdens het promoveren zelf. Voor buitenpromovendi ligt dat denk ik anders dan voor binnenpromovendi; zij kennen immers de verwevenheid van wetenschappelijk onderzoek en een niet-academische beroepspraktijk al veel langer.
Ongeveer een derde van de werkzame gepromoveerden werkt bij een universiteit of UMC, dus bijna twee derde werkt elders (en van hen zou 17% liever in de wetenschap werken, dus de meerderheid vindt het wel prettig daarbuiten). Waarom ik de gelijkschakeling van ‘wetenschap’ met ‘universiteit/UMC’ onterecht vind, is omdat 8 van de 10 werkende gepromoveerden onderzoekswerkzaamheden heeft. Het CBS definieert ‘onderzoeker’ als iemand die nieuwe kennis ontwikkelt, nieuwe producten bedenkt of ontwikkelt, nieuwe processen, methoden of systemen bedenkt of ontwikkelt, of leidinggeeft aan onderzoeksprojecten. Als de meerderheid van de gepromoveerden aan het buitendoctoren is en als de overgrote meerderheid van de gepromoveerden als onderzoeker werkt, dan kun je niet anders dan concluderen dat er meer wetenschap bedreven wordt buiten dan binnen de universiteit. Als je vervolgens kijkt naar de intellectuele uitdaging van het werk, dan blijkt dat 16% van de gepromoveerden werkzaam buiten de universiteit daar niet tevreden over is (dat is twee keer zo veel als binnen de universiteit). Ook over de eigen ontwikkelingsmogelijkheden zijn de CBS-gepromoveerden het minst tevreden (niet uitgesplitst naar binnen of buiten de universiteit). Hier laten werkgevers denk ik kansen liggen. Niet alleen promovendi moeten beter voorbereid worden op het buitendoctoren, ook werkgevers moeten beter nadenken over hoe ze de onderzoekstalenten die ze in huis halen beter tot hun recht kunnen laten komen.
Buitendoctoren en kenniseconomie zijn nauw aan elkaar verbonden. Wil Nederland aan een kenniseconomie bouwen, dan zal het buitendoctoren actief en beter ondersteund moeten worden, zowel in de voorbereiding daarop als in intellectueel aantrekkelijke loopbanen erna. Expertisecentrum Buitenpromoveren denkt en doet hier graag aan mee. Door ons zeer uitgebreide netwerk van buitenpromovendi kunnen wij bijvoorbeeld zowel binnenpromovendi als buitenuniversitaire werkgevers kennis laten maken met rijke ervaringen van wetenschappelijk onderzoek doen in een niet-universitaire professionele praktijk, wat daar aantrekkelijk aan is en wat er mogelijk beter kan. In mijn volgende blog kom ik hierop terug.
Lees meer over het CBS-onderzoek.
*Dit zijn cijfers van december 2018, verzameld in 2019. Ik ben benieuwd naar de cijfers van 2020, omdat te verwachten is dat covid-19 gezorgd heeft voor een stevige trendbreuk.
01-01-2021