Anton Valens voert in Het boek Ont een organisatieadviseur in ruste op, ene Cor Meckering, die als een van zijn vele (uiterst vage, overigens) werkzaamheden druk in de weer is met een proefschrift, en dat al vele jaren. Ik heb Het boek Ont pas deze herfst gelezen, maar heb al vele buitenpromovendi gesproken die me in meer of mindere mate aan Meckering doen denken. Daarom citeer ik hier wat uitvoerig over ‘de Meckering’ als type buitenpromovendus.
Het onderwerp van Meckerings studie is de prefix ‘ont’. In onderstaand fragment dicteert hij Isebrand (de eigenlijke hoofdpersoon van het boek), die hij als persoonlijke secretaris/notulist heeft aangenomen:
‘Ik wil geen inleiding, maar een “ontvangst”. In hoofdstuk 1 wordt de lezer ontvangen, net alsof hij in een hotel gearriveerd is. Een receptie. Daarin zie je het woord recept. Reçu. Re = terug. Capere → capio, cepi, captum = vatten, pakken, grijpen, verwant aan capto = gretig naar iets grijpen…’
Hij ging Isebrand iets te vlug. Deze was niet zo sterk in zijn talen en kon bovendien niet zo snel schrijven als de ander praatte. Woorden op -oep, zoals snoep - troep - roep - poep, hadden met gaten te maken, dicteerde Meckering, en dat kont - mond - hond - stront - rond - blond op elkaar rijmden was beslist geen toeval.
‘Kut - put: het leven begint in de kut en eindigt in de put’. Hij wierp zijn secretaris een uitdagende blik toe, om diens reactie op dit uitgangspunt te toetsen, maar die noteerde zo snel hij kon ‘kut = put’ op het vel van zijn schrijfblok. ‘Alle serieuze kunst gaat over gaten,’ voegde Meckering toe, maar die wijsheid moest Isebrand zich wegens tijdgebrek laten ontglippen, want zijn leidsman was intussen alweer bij Karel de Grote.
Dit is natuurlijk volkomen logisch. In de denkwereld van Meckering. Waar plek is voor een breed scala aan onderwerpen, ‘van administratieve organisatie tot allerlei historische figuren, van de antieke piramiden tot de modernste inzichten op het vlak van chaostheorie, fractals, evolutietheorie, gedichten uit het Sankriet en ontboezemingen uit Meckerings persoonlijke geschiedenis’. Het punt is alleen dat zijn denkwereld nog maar weinig met de wereld daarbuiten van doen lijkt te hebben, en al helemaal niet met de wetenschappelijke wereld:
Hij duwde Isebrand een van de titels onder de neus, het werk van een eminent bioloog, en stak een tirade tegen de auteur af, én tegen de recensenten die het hoge lariekoekgehalte niet hadden onderkend. Men bewierookte elkaar om bedenkseltjes die ieder mens met een beetje gezond verstand allang zelf had uitgevogeld. De academische wereld was één potje handjeklap en zelfbevlekking. Dat noemden zich professoren, experts nog wel! Hij lachte hol en sardonisch. De door hem voorgestelde weerleggingen zouden eens en voor altijd bewijzen op welk twijfelachtig niveau de denktrant van de wetenschappelijke wereld van de moderne tijd was blijven steken.
Zelfs Isebrand, zijn opdrachtgever zeer toegenegen en hartstochtelijk pogend om ordening en structuur in het geheel aan te brengen, kan dit gedachtegoed niet kanaliseren. En dat is precies wat Meckering ook niet wil, orde en structuur:
‘Dit is onbegonnen werk’, sputterde Isebrand tegen, ‘als we op deze manier doorgaan, komt het boek nooit af.’
‘Begin jij nou ook al? Hoezo trouwens: af? Wat is af? Waarom zou mijn boek “af” moeten zijn? Dat is een van die conventies waar alle lulletjes rozenwater mee wapperen: eenheid, opbouw, af – allemaal onzin! Af is middelmaat. Die’ – hij wees naar de boeken – ‘zijn af; die hebben eenheid, en opbouw, en kijk eens wat een gebreken. Wat een ijdelheid, wat een pompeus gezwam. En klein – ieder op zijn eigen vakgebiedje. Het boek Ont moet juist iets totaal anders worden.’
‘Een antiboek?’
Meckering stokte en keek verbaasd. ‘Ja, een antiboek.’
‘Maar wil je niet gelezen worden?’
Dat bleek hem niet te kunnen verdommen. ‘Dit boek is een voortgaande discussie’, stelde hij.
Het steeds zeldzamer wordend contact met zijn hoogleraren loopt dan uiteindelijk ook uit tot nul, maar dat lijkt Meckering niet zo te deren, want, zegt hij: ‘Ik heb geen behoefte meer aan andere autoriteiten. Ik ben mijn eigen gezag. Al het andere kan me gestolen worden’ – maar wel met een wrevelige grimas.
‘Meckering’-buitenpromovendi hebben grootse en meeslepende ideeën over hoe alles in de wereld met alles in verband staat, en hoe met een simpel principe (in dit geval ‘ont’) de systematiek erachter ontsloten kan worden, zodat alles verklaard op z’n plek valt. Ze hebben daarnaast een zekere minachting voor de gangbare wetenschap, die maar niet wil begrijpen hoe simpel alles eigenlijk is én die te simpel is om de omvang van het geheel te vatten. En ze willen, vreemd genoeg, tot die zelfde wetenschap behoren, maar dan volgens hun eigen genreregels. Zie hier alle ingrediënten voor een gedoemde mislukking in het promoveren en een wrevelige grimas.
Anton Valens (2012). Het boek Ont. Amsterdam: Augustus (de citaten staan op pagina 121, 122, 123 en 308).
01-10-2016